- aankomen
- {{aankomen}}{{/term}}I 〈onovergankelijk werkwoord〉1 [arriveren] arrive ⇒ reach, 〈trein/boot ook〉 come/pull in, 〈sport〉 finish2 [het doel treffen] hit hard3 [komen aanzetten] come (with)4 [naderen] come (along) ⇒ approach5 [bij toeval aanraken] touch, hit ⇒ come up (against)6 [in gewicht toenemen] put on weight7 [neerkomen] come down (to), depend (on)♦voorbeelden:1 de trein kan elk ogenblik aankomen • the train is due in any momentdaar komt iemand aan • someone is coming〈sport〉 als derde aankomen • come in third2 de klap is hard aangekomen • the blow hit (him) hard; 〈figuurlijk〉 it was a great blow to him3 en daar kom je nu pas mee aan? • and now you tell me!je hoeft met dat plan bij hem niet aan te komen • it's no use going to him with that plan4 ik zag het aankomen • I could see it coming5 niet/nergens aankomen! • don't touch!, hands off!7 het erop aan laten komen • let things come to a headalles komt op hem aan • it all depends on himiets op het laatste ogenblik laten aankomen • leave something to the last moment¶ er valt moeilijk aan te komen • it's difficult to come byII 〈onpersoonlijk werkwoord〉1 [gelden, betreffen] come (down) (to)♦voorbeelden:1 als het op betalen aankomt • when it comes to payingwaar het op aankomt • what really matters¶ het komt er niet op aan • it doesn't matterals het erop aan komt • when it comes to the crunch
Van Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels. 2015.